De historische ontwikkeling van glas

5000 jaar voor Chr.  |  De ontdekking van glas

Glas is waarschijnlijk al net zo oud als de aarde zelf. Het kan ontstaan bij hoge temperaturen zoals vulkaanuitbarstingen, blikseminslag en mogelijk ook door inslagen van meteorieten. Ook op de maan blijkt glas aanwezig te zijn. In één van de maansteenmonsters, meegebracht door de bemanning van de Apollo-14, heeft men glas aangetroffen.

Obsidiaan  |  De natuurlijke vorm van glas

Deze natuurlijke vorm van glas, het obsidiaan (ook wel IJslands agaat genoemd) zou zelfs al in de  steentijd  door de mens zijn gebruikt als snijwerktuig.

Glas per toeval ontdekt

De Romeinse historicus Plinius (A.D. 23-79), beschrijft hoe Phoenicische kooplui die stenen transporteerden per toeval glas ontdekten in de regio van Syrïe rond 5000 v.Chr. Plinius beschrijft hoe deze kooplui, nadat zij aangekomen waren op het strand, een kamp opsloegen en een vuur maakten waarbij de kookpot rustte op blokken nitraat. Door de intense hitte van het vuur zouden deze blokken zijn samengesmolten met het zand, waarbij een glasachtige substantie ontstond. Hoe het ook zij, deze korte verhandeling over de geschiedenis van glas is het begin van een lange, kleurrijke en fascinerende (r)evolutie van door de mens gemaakt glas.

3500 jaar voor Chr.  |  Een handwerk ontstaat

De vroegste door de mens gemaakte glazen objecten, hoofdzakelijk ondoorzichtige glazen parels, dateren rond 3500 v.Chr. Gevonden in Egypte en het oostelijk deel van Mesopotamië. In het derde milennium werd in centraal Mesopotamië een ruwe vorm van glas gebruikt voor de vervaardiging van een glasachtige laag op potten en vazen. De ontdekking en het gebruik van glas als een soort glazuur, kan puur toeval geweest zijn. Kalkhoudend zand gebruikt in een oververhitte oven vormde door toevoeging van soda een gekleurde glasachtige laag op het aardewerk. Het waren destijds vooral Phoenicische kooplui en schippers die deze nieuwe ontdekking verspreidden in het gebied rond de Middelandse Zee. De oudste fragmenten van vazen vervaardigd uit glas (het bewijs voor de productie van “hol” glas) echter, dateren uit de 16e eeuw voor Christus en werden gevonden in Mesopotamië. De vervaardiging van hol glas ontwikkelde zich onafhankelijk daarvan in dezelfde periode ook in Egypte, Mycene (Griekenland), China en Noord Tirol.

16e eeuw voor Chr.  |  De vroege productie van hol glas

Rond 1500 voor Christus, begonnen Egyptische handwerkslieden een methode te ontwikkelen om glazen potten te vervaardigen door zandvormen in gesmolten glas te dopen. Daarbij werd de vorm zo gedraaid dat er een laag glas op de vorm achterbleef. Terwijl het glas nog heet en zacht was werd dit op een stenen plaat uitgerold om het te vormen en/of te decoreren.

1500 jaar voor Chr. 

De oudste voorbeelden van Egyptisch glaswerk zijn drie vazen met daarop de naam van Farao Thoutmosis III (1504-1450 v.Chr.). Hij bracht naar aangenomen wordt, tijdens zijn succesvolle veldslagen in Azië, glasmakers als slaven naar Egypte.

9e eeuw voor Chr.

Er is slechts weinig bewijs voor de verdere ontwikkeling tot aan de 9e eeuw v.Chr., toen er een opleving plaatsvond in het glasmaken in Mesopotamië. Gedurende de volgende 500 jaar, was de glasproductie geconcentreerd in Alexandrië, van waar uit het zich naar alle waarschijnlijkheid heeft verspreid tot in Italië.

650 jaar voor Chr.

Wonderlijk genoeg stamt de oudste handleiding die gevonden is, waarin het maken van glas wordt beschreven, uit een periode van rond 650 v.Chr. De instructies over het maken van glas bevinden zich op tabletten uit de bibliotheek van de Assiërische koning Ashurbanipal (669-626 v.Chr.).

27  jaar voor Chr. – 14 jaar na Chr.  |  Glas wordt geblazen

Een belangrijke doorbraak in het maken van glas en glazen objecten is de ontdekking van het glasblazen tussen 27 v.Chr. en 14 A.D., toegeschreven aan Syriesche handwerkslieden uit de Sidon-Babylon regio. De vorm van de lange metalen buis, gebruikt voor het glasblazen, is sindsdien niet veel veranderd. De oude Romeinen begonnen in de laatste eeuw voor Christus met het blazen van glas in een vorm. Hierdoor nam de mogelijkheid een grote variëteit aan vormen van holle glazen voorwerpen te maken enorm toe.

100 na Chr.  |  De romeinse invloed

De Romeinen hebben er toe bijgedragen dat de kunst van het glasmaken zich over grote gebieden verspreidde. Door hun veroveringen, handelsgeest en wegenbouw, creëerde het Romeinse Rijk een situatie waarin de handel in glas en glazen producten in geheel West-Europa en het gebied rond de Middellandse Zee tot bloei kon komen. Gedurende de regeringsperiode van keizer Augustus, vonden glazen voorwerpen hun weg door geheel Italië, Frankrijk, Duitsland en Zwitserland. Romeins glas vond zelfs zijn weg naar China, via de Zijderoute.

Glas geïntroduceerd in architectuur

Het waren ook de Romeinen die het glas in de architectuur introduceerden, door de ontdekking van helder glas (met behulp van mangaan oxide) in Alexandrië rond het jaar 100 A.D. Ramen uit gegoten glazen plaatjes, van een weliswaar slechte optische kwaliteit, werden toegepast in de meest belangrijke gebouwen en luxe villa’s in Herculaneum en Pompeii. De uitgestrektheid van het Rijk en de afstand tussen de verschillende Rijken onderling had tot gevolg dat oosters- en westers glaswerk geleidelijk aan elk hun eigen karakeristieke kenmerken verkregen. Alexandria bleef het belangrijkste glascentrum van het oosten. Hier werden luxe glazen producten, hoofdzakelijk voor de export, gemaakt. De wereldberoemde Portland Vaas, is misschien wel het beste voorbeeld van hun vakmanschap. In het westerse deel van het Romeinse Rijk, ontwikkelde zich Keulen als de bakermat van de glasindustrie. Toch werden ook hier hoofdzakelijk oosterse technieken toegepast. De vooruitgang in de vervaardiging van het glas werd vooral in de 5e eeuw, door het verval van het Romeinse Rijk en haar cultuur, vertraagd. Het Germaanse glaswerk werd minder sierlijk doordat de handwerkslieden de bekende decoratietechnieken niet verder ontwikkelden of zelfs geheel achter zich lieten.

7e – 8e eeuw na Chr.  |  De vroege middeleeuwen

Bij archeologische opgravingen op het eiland Torcello bij Venetië, zijn voorwerpen uit de eind 7e en begin 8e eeuw gevonden, die de overgang van de productietechnieken uit de “Oudheid” naar die van de vroege Middeleeuwen duidelijk zichtbaar maken.

1000 jaar na Chr.  |  Glas gemaakt met potas

Richting het jaar 1000 A.D. vindt er in de productie van glas in Europa een belangrijke verandering plaats. Door de problemen met de import van materialen / grondstoffen, werd het soda-glas langzaam aan vervangen door glas gemaakt met potas. Potas wordt verkregen door het verbranden van bomen, vooral eiken en beuken werden daarvoor gebruikt. Deze grondstof was in die tijd ruimschoots voorhanden. Potas of soda zijn lang noodzakelijk geweest voor de productie van glas. Om van kwarts of zand glas te kunnen maken, moet het smeltpunt namenlijk aanzienlijk worden verlaagd. Dit kan door toevoeging van potas, soda of glauberzout. Het glas ten noorden van de Alpen begon in deze periode te verschillen van dat wat gemaakt werd in het gebied rond de Middelandse Zee. In Italië bijvoorbeeld bleef men als belangrijke grondstof soda gebruiken.

11e eeuw  |  De productie van glasplaten (sheetglas)

In de 11e eeuw ontwikkelden Duitse glasmakers een techniek voor de productie van glasplaten. Deze werd later, in de 13e eeuw, verder ontwikkeld door de Venetiaanse glasmakers. Door een hol glas te blazen en deze vertikaal op en neer te bewegen, trekt de zwaartekracht het glas uit. Dit werd opgevangen in soort cocon, een cilinder die een lengte van 3 meter kon hebben en breedte van 45 cm. Terwijl het glas nog heet was, werden de uiteinden van de “cocon” gesneden. De overgebleven cilinder werd over de lengte doorgesneden en plat gelegd. Bij een ander type productie, ontstond het zogenaamde “kroonglas”. Hierbij werd een glazen bal geblazen die aan het eind werd open gesneden (de kroonvorm) en waarbij de delen naar buiten werden gebogen. Door nu de half vloeibare bal rond te draaien, werd het glas uitgerekt en plat. Deze techniek kon alleen worden toegepast om kleine glasplaatjes te maken. Vervolgens werden deze plaatjes, met een ongelijke dikte, d.m.v. loodstrips aan elkaar gemaakt om zo een groter oppervlak te verkrijgen.

Glas-in-lood in de middeleeuwen

Tot aan het einde van de Middeleeuwen was glas gebruikt voor ramen, enkel weggelegd voor de rijken. Koninklijke paleizen, kerken en huizen van welgestelde kooplui waren de enige gebouwen waarin glas werd toegepast.
Glas-in-lood vensters vonden hun hoogtepunt aan het eind van de Middeleeuwen toen glas in steeds meer publieke gebouwen, herbergen en bij de gegoede burgerij zijn intrede deed. Vaak gedecoreerd met historische taferelen en familiewapens.

Venetië

In de Middeleeuwen, nam Venetië de rol op zich als het glasmakerscentrum van de westerse wereld. De Venetiaanse handelsvloot heerste over de Middelandse Zee en droeg bij aan de uitwisseling van kennis met hun tegenhangers in Syrië en de artistieke invloeden vanuit de Islam.

1271  |  Protectie van de glasindustrie

Hoe belangrijk de glasindustrie voor Venetië was (en nog is), is niet alleen al af te leiden uit de hoeveelheid aan handwerkslieden (meer dan 8.000 op een bepaald moment). In 1271 werd een verordening uitgevaardigd die protectionistische maatregelen bevatte. Zo werd er een ban op de import van glas opgelegd en werd het buitenlandse glasmakers verboden in Venetië te werken. Niet Venetiaanse ambachtslieden werden als voldoende vaardig geacht om een serieuze bedreiging te vormen.

1291  |  Glasindustrie werd afgezonderd

Tot aan het eind van de 13e eeuw werd het meeste Venetiaanse glas nog in de stad zelf vervaardigd. De veelvuldig uitslaande branden echter noodzaakten de bestuurslieden in 1291 een verordening uit te vaardigen en alle activiteiten naar het eiland Murano te verplaatsen. Deze maatregel had bovendien het voordeel dat men beter toezicht kon houden op wat men beschouwde als een van de belangrijkste en meest waardevolle bezittingen. Het voorkwam dat de kennis, vaardigheden en het geheim van het glasmaken werden geëxporteerd.

14e eeuw  |  Nieuw belangrijk glascentrum

In de 14e eeuw ontstond een ander belangrijk glascentrum in Altare, nabij Genua. Het ontstaan en het belang van dit centrum is grotendeels te verklaren uit het feit dat het niet gebonden was aan de strikte verordeningen omtrend de uitwisseling van kennis die in Venetië golden. Hierbij werd de basis gelegd voor de verdere verspreiding van nieuwe stijlen en technieken, die vooral in de 16e eeuw plaatsvond. Het waren vooral de ambachtslieden uit Altare die deze nieuwe stijlen en technieken naar de rest van Europa en in het bijzonder naar Frankrijk brachten.

15e en 16e eeuw  |  Venitiaanse glas business groeit

Gedurende de tweede helft van de 15e eeuw, begonnen de glasmakers van Murano, kwartszand en potas gemaakt uit zeeplanten te gebruiken voor puur kristalglas. Aan het eind van de 16e eeuw waren 3.000 van de 7.000 inwoners werkzaam in, of op de een of ander wijze betrokken bij, de glasindustrie.

1674  |  Lood kristal glas

De ontwikkeling van het lood kristalglas wordt toegeschreven aan de Engelse glasmaker George Ravenscroft (1618-1681), hij patenteerde zijn vinding in 1674. Hij kreeg de opdracht een alternatief te vinden voor het Venetiaanse kristal geproduceerd in Murano, een kristalglas gemaakt uit puur kwartszand en potas. Door het gebruik van meer loodoxide in plaats van potas, slaagde hij erin een brilliant glas te vervaardigen dat door zijn sterkte uitstekend geschikt was om diepe gravures en sneden in te maken.

1688  |  Nieuwe ontwikkelingen uit Frankrijk

Hoge kwaliteit spiegels

In 1688 werd in Frankrijk een nieuw proces ontwikkeld voor de productie van platen glas. Hoofdzakelijk gedacht voor de vervaardiging van spiegels, waarvan de optische kwaliteit tot dan toe, veel te wensen overliet. Het gesmolten glas werd op een speciale tafel gegoten en platgewalst. Na afkoelen, werd de glasplaat op grote ronde tafels overgebracht. D.m.v. draaiende ijzeren schijven en steeds fijner zand werden de glasplaten geslepen en tot slot gepolijst met vilten schijven. Het resultaat van het uit laten vloeien van glas op een plaat, was vlak glas met goede optische, lichtdoorlatende kwaliteiten. Na het aanbrengen van een reflecterende laag, bestaande uit metaal met een laag smeltpunt, ontstonden kwalitatief hoogwaardige spiegels. Frankrijk ondernam in die tijd eveneens stappen om haar eigen glasindustrie te promoten en begon met het aantrekken van glas specialisten uit Venetië. Zeer zeker geen lichtvaardige onderneming voor Venetiaanse ambachtslieden, gezien het historische feit dat de export van know-how uit Venetië werd verboden. In het verleden immers konden zij zelfs bedreigingen met de dood tegemoet zien als zij hun glasmakers geheimen prijsgaven. Het Franse gerechtshof, van haar kant, deelde zelf zware straffen uit op het importeren van Venetiaans glas en bood Venetiaanse glasmakers een aantal zeer aantrekkelijke voordelen in het vooruitzicht. Zo konden zij ondermeer de Franse nationaliteit verkrijgen, na 8 jaar en zelfs voor het leven vrijgesteld worden van het betalen van belastingen.

Industriële Revolutie  |  Van handwerk tot industrie

Pas in een later stadium van de industriële revolutie werd mechanische technologie ontwikkeld en diepgaand wetenschappelijk onderzoek ingezet en toegepast voor de massaproductie van glas. De Duitse wetenschapper Otto Schott(1851-1935) vervulde een sleutelrol en mag gezien worden als een van de voorvaders van het onderzoek naar het moderne glas. Hij gebruikte wetenschappelijke methoden om het effect van talloze chemische elementen op de optische en thermische eigenschappen van glas te bestuderen. Op het gebied van optisch glas, vormde Schott een team met Ernst Abbe (1840-1905), een professor aan de Universiteit van Jena en tevens mede-eigenaar van de Carl Zeiss fabriek. Samen ontwikkelden zij zeer belangrijke technologiën.

Eind 19e eeuw  |  Ontwikkeling van de kuipoven

Een ander persoon die een belangrijke bijdrage leverde aan de ontwikkeling van de massaproductie van glas was Friedrich Siemens. Hij ontwikkelde de kuip- of bekkenoven, die het mogelijk maakte om snel en in grote hoeveelheden glas te produceren. De tot dan gebruikte “potovens” werden al snel vervangen.

1900 – 1925  |  Toenemende automatisering

Aan het einde van de 19e eeuw, deed de Amerikaan Michael Owens (1859 1923) een uitvinding, die het mogelijk maakte om geautomatiseerd flessen uit glas te vervaardigen. Deze machine kwam pas na de eeuwwisseling naar Europa. Owens werd financieel gesteund door E.D.L. Libbey, eigenaar van de Libbey Glass Co. in Toledo Ohio. Tegen het jaar 1920, waren er in de Verenigde Staten ca. 200 automatische “Owens Libbey Suction Blow machines” in bedrijf. In Europa, werden daarnaast kleinere, flexibel inzetbare machines van bedrijven als O’Neill, Miller en Lynch gebruikt. Een nieuwe stimulans werd aan de geautomatiseerde productie gegeven door de ontwikkeling van de “gob feeder” (vrij vertaald: een “glasklomp voeder”). Deze vinding zorgde ervoor dat er snel klompen glas van een zelfde gewicht aan de machine konden worden afgegeven om flessen van te maken. Al snel daarna, in 1925, werden IS (individual sections) machines ontwikkeld. In iedere sectie wordt een glazen fles geproduceerd. Gebruikt in samenwerking met de “gob feeders”, maakten IS machines het mogelijk om tegelijkertijd meerdere flessen te produceren met één machine. Deze machine, de “gob feeder-IS machine”, vormt ook nu nog de basis voor het produceren van glazen flessen.

Moderne vlakglas technologie

De productie van vlakglas vond nog lang plaats door gesmolten glas op grote vlakke tafels uit te gieten. Dit glas werd platgewalst en na afkoelen, eerst aan de ene en vervolgens aan de andere kant gepolijst.

1901  |  Primeur! Glas trekken uit de oven

Al enkele jaren werd getracht glas direct uit de oven op een band te trekken, om zo een continue stroom vlakglas te kunnen produceren. Pas in 1901 slaagde de Belg Emile Gobbe hierin door bij het trekken van het glas uit de oven tegelijkertijd van onderaf de glasband omhoog te drukken.

1905 – 1914  |  Mechanisch getrokken vensterglas uitgevonden

Pas toen in 1905 de Belgische glasfabrikant Emile Fourcault zijn steun aan Gobbe verleende om dit principe verder uit te werken, kon in 1914 de eerste fabriek ter wereld in bedrijf kon worden gesteld. Hier werd voor het eerst uitsluitend mechanisch getrokken vensterglas geproduceerd. Een continue stroom aan vlakglas, van een zelfde dikte en breedte, kon nu verticaal uit de oven worden getrokken. Dit principe wordt tot op de dag van vandaag nog steeds het “Fourcault systeem” genoemd. Aan het eind van de Eerst Wereldoorlog ontwikkelde een andere Belgische ingenieur Emil Bicheroux, een proces waarbij gesmolten glas door twee rollers werd gegoten. Evenals bij het Fourcault principe, zorgde dit voor een glasplaat van gelijke dikte, die het slijp- en polijstproces eenvoudiger en economischer maakte.

1910  |  Ontwikkeling van laminaatglas

Een zijtak in de ontwikkeling van vlakglas was het zoeken naar mogelijkheden om het glas sterker te maken door een laminaat toe te voegen. Hierbij wordt een folie tussen twee glasplaten geplaatst. Dit proces van lamineren werd uitgevonden en verder ontwikkeld door de Franse wetenschapper Edouard Benedictus. Hij patenteerde zijn nieuwe “veiligheids-” glas onder de naam “Triplex” in 1910. Deze vorm van vlakglas wordt ook wel “laminaat” genoemd. Aan het begin van de twintigste eeuw, ergens tussen 1910 en 1925 werd in Maassluis de eerste Nederlandse vensterglas fabriek “De Maas” gebouwd. Men maakte gebruik van een kuipoven en produceerde vlakglas volgens het Fourcault-systeem.

1917  |  Nieuwe methode glasplaten trekken

In Amerika, ontwikkelde Colburn een andere methode om glasplaten te “trekken”. Dit proces werd met steun van de Amerikaanse firma Libbey-Owens verfijnd en voor het eerst in 1917 gebruikt in een productieproces.

1928  |  Het Pittsburgh proces

Het Pittsburgh proces, ontwikkeld door de Amerikaan Pennvernon in samenwerking met de Pittsburgh Plate Glass Company (PPG), combineerde en verfijnde de principes van het Fourcault en Libbey-Owens proces en wordt toegepast sinds 1928.

1959  |  Uitvinding van het ‘float’ proces – glas met een briljante afwerking

Het “float” proces dat werd geïntroduceerd in 1959, werd ontwikkeld na de Tweede Wereldoorlog door de Engelse firma Pilkington Brothers Ltd. Het glas kreeg hierdoor een brilliante afwerking, met zeer goede optische kwaliteiten. Gesmolten glas wordt op een laag vloeibaar tin gegoten, waardoor het gelijkmatig uitvloeit, waarna het horizontaal als een eindeloos lint van glas op een baan wordt getrokken om verder te worden verwerkt.

1959 – heden  |  Glas vandaag de dag

Glas is niet meer weg te denken uit onze hedendaagse samenleving. De huidige productietechnieken en verworven kennis stelt ons in staat een glas te produceren met een lichtdoorlatendheid van 90% en meer. Met moderne technologie en voortdurend wetenschappelijk onderzoek wordt het glas verfijnd en worden nieuwe toepassingen bedacht. Computer gestuurde controle systemen, nieuwe coating technieken, micro-electronica en mechanische know-how dragen ertoe bij het glas verder te ontwikkelen en bijvoorbeeld te laten reageren op de omgeving. Glas gaat een “glansrijke” toekomst tegemoet.

 

Vindt meer over de historie van glas op wikipedia

Veiligheidsglas | Brandwerend glas | Glazen gevels | Gebogen glas | Geslepen glas | Float glas | Zonwerend | Gelaagd gelamineerd | Gehard | Glazen deur